Achtergrond, Woo

Wobben werkt, zelfs bij weigering

wob; vvoj

En we hebben er weer een politieke affaire bij: Memogate. De WOB-werkgroep van de VVOJ blikt terug op het begin van de verwikkelingen en de rol die de WOB daarin speelde.

Bij alles wat opvalt aan de recente variant op de bonnetjesaffaire rond de afschaffing van de dividendbelasting wil de WOB-werkgroep speciaal de aandacht vestigen op twee zaken. Allereerst: enig journalistiek wantrouwen tegenover politici en bestuurders en wat zij beweren is niet alleen gezond, maar ook geboden. En daarbij: de Wet openbaarheid van bestuur werkt, zij het soms op zeer bizarre wijze.

Het is inmiddels misschien een beetje ondergesneeuwd, maar Mark Ruttes besluit om de dividend-memo’s vrij te geven komt voort uit een WOB-verzoek. Twee onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam vroegen in november via een WOB-verzoek om openbaarmaking van de documenten die tijdens de formatie zijn gebruikt om het besluit over afschaffing van de dividendbelasting te kunnen nemen.

Zij kregen van minister Wopke Hoekstra (Financiën) de bevestiging dat er stukken bestonden. Er waren “documenten aangetroffen die door ambtenaren van mijn ministerie ten behoeve van de Kabinetsformatie op verzoek van aan de informatieonderhandelingen deelnemende partijen zijn opgesteld. De stukken bieden inzicht in de voorstellen die de deelnemende partijen hebben overwogen en de gezichtspunten, argumenten en feitelijke gegevens die daarin wel of niet zijn betrokken.”

Maar het ministerie van Financiën, waar het WOB-verzoek was ingediend, hield de stukken onder de pet en rechtvaardigde dat met de weigeringsgrond ‘persoonlijke beleidsopvattingen’.

De melding dat documenten waren opgesteld en gebruikt, was op zich wel nieuw. Sinds de komst van Rutte III was steevast ontkend dat er tijdens de formatie  documenten op tafel lagen die de onderhandelaars moesten helpen het besluit te nemen. Eerst luidde de mantra dat er geen documenten waren. Recent werd de formulering dat de onderhandelaars ‘geen herinneringen aan documenten’ hadden. Afgelopen week veranderde dat weer in de bewering dat er wellicht memo’s op zijtafels hadden gelegen. Vervolgens werd toegegeven dat er wel degelijk memo’s waren, maar die konden onmogelijk  worden vrijgegeven, omdat je dan nooit meer in vertrouwen kunt formeren. En nu zijn ze alsnog openbaar gemaakt.

Deze uitkomst was niet het gevolg van een gebruikelijke WOB-procedure, waarbij tegen een afwijzing in bezwaar/beroep/hoger beroep wordt gegaan en de bezwaarcommissie/rechtbank/Raad van State de weigeringsmotivatie van tafel veegt. Ze was wél de resultante van een politiek proces: snel toenemende druk vanuit de Tweede Kamer, die Rutte niet langer wist te weerstaan.

Die druk was weer ontstaan nadat Trouw had gemeld dat er wel degelijk memo’s waren. Vervolgens zagen de minister-president in de rol van beroepsinstantie tegen een besluit over een WOB-verzoek dat niet wordt aangevochten door de indiener. De Wob blijft ook na 38 jaar soms nog verbazen.

Voor wie mocht denken dat de openbaarmaking te danken is aan de ambtenaren op Financiën die met het verstrekken van een inventarislijst het vrijgaveproces in werking hebben gezet, hier nog een wellicht wat ontnuchterende kanttekening. De NOS had ook naar de memo’s gewobd, waarna ambtenaren lieten weten dat er geen verzoek was binnengekomen. Een opnieuw verstuurd verzoek raakte op miraculeuze wijze eveneens in de bureaucratische Haagse krochten in het ongerede.

Deze ervaring van de NOS en onze twee vaststellingen over de memo’s-affaire in het begin van dit artikel(wantrouw de macht en de WOB werkt) kunnen de onderzoeksjournalist inspireren de Wet openbaarheid van bestuur te koesteren als noodzakelijk en dikwijls effectief instrument in zijn of haar gereedschapskist.

Namens de Wob-werkgroep VVOJ, Marlies de Brouwer (voorzitter)

Gerelateerde artikelen

Ministeries doen steeds langer over de behandeling van een Woo-verzoek. De Wet open overheid schrijft voor dat iemand die een informatieverzoek doet, binnen 42 dagen een besluit moet ontvangen. Het afgelopen jaar duurde het gemiddeld 172 dagen voor er een besluit was genomen, waar dat in 2022 nog 167 dagen was. Slechts in 17 procent van de verzoeken wordt een besluit tijdig genomen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van Open State Foundation, Instituut Maatschappelijk Innovatie en de Universiteit van Amsterdam.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk